Pantha Rhei - Reisverslag uit Pokhara, Nepal van Elke Vierveijzer - WaarBenJij.nu Pantha Rhei - Reisverslag uit Pokhara, Nepal van Elke Vierveijzer - WaarBenJij.nu

Pantha Rhei

Door: Elke

Blijf op de hoogte en volg Elke

19 Mei 2017 | Nepal, Pokhara

Het verschil tussen Kathmandu en Pokhara is enorm.
Waar Kathmandu een wirwar is van stoffige straten, dampende brommers, riksjhas en taxi's, en een aaneenschakeling van groezelige, grauwe portieken met straatafval als drempel, is Pokhara eigenlijk samen te vatten als één lange, relatief schone en vrij rustige straat met een soort van gestructureerde portieken en eetcafés, grenzend aan een groot, met bootjes bezaaid meer, omringd door bosrijke bergen. In de zijstraten staat het vol met ruime, bijna westers ogende ho(s)tels en andersoortige verblijven. De sfeer in de twee steden is al allerminst vergelijkbaar. In Kathmandu voel je de armoede, de concurrentie van iedereen die probeert op welke manier dan ook wat geld te verdienen om die dag te kunnen eten. Je voelt er dat je met veel bent. Het hindoeïsme sluiert als een wind door de stad; niet te zien, maar duidelijk voelbaar. Pokhara daarentegen is op een westerse manier toeristisch te noemen. Modern, voor Nepalese maatstaven. De restaurants zijn hippie-achtig hip en op straat doet niemand iets anders dan slenteren. Je ziet hier veel jonge backpackers met wijde, kleurrijke broeken en tatoeages, die moeiteloos lijken te mengen met de lokale bevolking. Niemand kijkt hier van iemand op.

Ik moet er gek genoeg aan wennen. Dat het schoon is is een ware verademing, maar ik was eigenlijk net aan het genieten van die volkomen andere wereld waar ik in terecht was gekomen. Ik drink mijn verse sap (zonder spinazie, wat nog een hele uitdaging bleek om daar aan te komen, want spinazie is gezond en hip en dus zit het in èlk sapje dat je maar kunt bedenken) en neem, met hippe loungemuziek op de achtergrond, de grote verschillen waar. Eén ding in de twee steden blijft hetzelfde: niemand doet ook maar een poging iets van je te stelen of je op een andere manier onheus te bejegenen. Ik blijf het wonderlijk vinden, maar moet meteen denken aan het verhaal van onze ongevraagde gids in Pashupatinath. "Weet je waarom er zo weinig criminaliteit is in Nepal?" Martha en ik schudden bijna op kinderlijk naïeve wijze van nee. "Met volle maan brengen we offers, een geit, een paar kippen...of een mens. In dit land dulden we geen moordenaars of verkrachters. Ben je een paar keer de fout in gegaan, word je door de bevolking in de kraag gegrepen en geofferd bij volle maan." Trots wijst hij naar het offerblok in een kleine tempel. "Sinds een tijdje mag het niet meer van de regering, dus nu nemen we zo iemand mee naar een open veld, hakken hem in stukken en laten hem daar achter voor de honden". Ik kijk naar het half opgedroogde bloed rondom het met bloemen versierde vierkant en kan niet voorkomen dat ik vurig hoop dat dit een kip is geweest. Hier in Pokhara voelt die dag al zo lang geleden. Ik drink mijn sap op en loop naar het prachtige meer dat het bruisende hart blijkt te zijn van deze stad. Ik ga op een stenen muurtje zitten. Mensen, arm in arm, onder parapluus tegen de hitte, lopen voorbij kleine karretjes waar gekromde Nepalese mannen maiskolven zwart staan te blakeren. Vrouwen met een lint om het hoofd met daaraan zware manden vol mango's proberen me stuk voor stuk hun fruit te verkopen. Ik tuur over het water naar de zon die ondergaat tussen de groene bergen. Eén van de redenen dat ik besloot naar Nepal te gaan was de prachtige natuur. Het land biedt ruimte aan de bergketen met daarin de grootste berg ter wereld: de Mount Everest, het Himalayagebergte. Er zijn hier prachtige trekkings te doen. Het staat op mijn verlanglijstje. Het was niet voor niets dat ik koos voor het hotel waar ik nu verblijf. Ik heb gelezen dat 'The Mountain House' gerund wordt door een hardwerkende, Nepalese familie en dat vader Stan een alleskenner en organisator is op het gebied van deze beroemde trekkings. De volgende dag ga ik dan ook op bezoek in zijn kantoortje. Hij vertelt me kort en krachtig wat de kosten zijn, welke trekking ik het beste kan nemen gezien mijn ervaring (die is, op een fikse wandeling in de bergen van Zwitserland en een hike in Noord-Ierland na, nihil) en wat hij van me nodig heeft om alle papieren in orde te maken. Maandag zal ik met een gids vertrekken voor de vijfdaagse Poonhill trekking.

Maandagochtend sta ik om 7 uur op. Ik pak mijn spullen en vraag Indira, de vrouw des huizes die me elke dag als ware ik haar dochter voor tien minuten op een stoel zet met een warme kop groene thee, om iets voor het ontbijt. Mijn gids en tevens de drager van mijn rugzak is al gearriveerd, zegt Stan, waarna hij fronsend naar mijn backpack kijkt. "Gaat dat allemaal mee?". Ik knik. Hij schudt van nee en gebiedt mij minstens de helft uit te pakken en hier te laten. Het is een moeilijke positie als jonge, zelfstandige en vrije westerse vrouw. Nepalese mannen bepalen veel voor hun vrouw en ik ervaar dan ook vaak dat ze op een voor mij onbekende manier dwingend zijn. Zo ook Stan. Vriendelijk, maar dwingend. En wel op zo'n wijze dat zeer snel duidelijk is dat het niet op prijs wordt gesteld als dit goedbedoelde, maar dwingende advies in de wind wordt geslagen. "Laat ook die slaapzak hier, er zijn daar dekens genoeg". Die hele slaapzak is mee naar hier gekomen voor die verdomde trekking, denk ik. Ik laat de slaapzak achter en heb er diezelfde avond al spijt van.

Met mijn gids, genaamd Chubbi, neem ik een taxi naar Nayapul, het startpunt van de trekking. Het neemt anderhalf uur stuiteren in beslag voor we er zijn. Ik betaal de chauffeur de afgesproken 2000 roepies, smeer me in met zonnebrand, plas in een theehuis voor het eerst sinds lange tijd in een gat in de grond (het viel me nog best mee) en we vertrekken. Een steile, rotsachtige zandweg leidt ons langs de rivier omhoog. Het is 38 graden en de luchtvochtigheid schat ik in op zo'n 90%. Binnen een kwartier gutst het zweet me over het lijf. Mijn hoofd zo rood als de Nepalese vlag. Als we na vijfentwintig minuten steil klimmen op een vlak stukje even rusten bij een vrouw die bananen verkoopt, bijt ik mijn lip kapot om niet te gaan huilen. De moed zakt me in de wandelschoenen. Dit is pas het begin en moet je me zien. Nú al.
Ik. Kan. Dit. Niet. Ik had moeten trainen. Hou maar op, keer maar om, terug naar huis, geld hou maar. Ik ben een volgevreten, slappe, strontverwende westerling zonder conditie of atletische genen (wat betreft die genen: bedankt pap en mam)'.

Terwijl ik mijn adem en mijn paniekerige gedachten onder controle probeer te krijgen komen er, traag maar gestaag, twee Aziatische meisjes omhoog. Ook zij nemen pauze en moeten op adem komen. Ik vraag ze waar ze vandaan komen. Singapore. Als we onze handen wassen in een stroompje, zeg ik uit blinde paniek, dat ik denk dat ik dit niet ga kunnen. Ze glimlachen, pakken hun stokken, duwen mij mijn stok in handen en zeggen: 'stap voor stap, langzaamaan, kom, we gaan'.

Langzaam blijkt het toverwoord. En dan niet langzaam zoals je op een zaterdagmiddag door de stad loopt. Nee, langzaam voetje voor voetje langzaam. Ik vind een soort van ritme en een soort van vertrouwen en we bereiken met regelmatig pauzeren de lunchplek. Na de lunch wil mijn gids eerder vertrekken dan de Singaporese meisjes. Mijn adem schiet meteen omhoog maar ik probeer mezelf rustig te krijgen. Oké, denk ik, schouders eronder. Dit kan ik. Kom maar op met je kutberg.

Nou, dat heb ik geweten. Na een paar bruggen waar ik zonder enig teken van hoogtevrees bijna fluitend overheen liep bereikten we het punt waar ik over had gelezen: 3800 steile, natuurstenen traptreden. Ik wens het mijn ergste vijand niet toe. De hel op aarde. Stappen variërend van een meter hoog, waarbij je je knieën zowat in je gezicht moet duwen om de volgende trede te bereiken, tot tredes die je zowat over het hoofd ziet en over struikelt. Na elke bocht; weer een trap. Voor zover je omhoog kon kijken, niets dan trap. Tweeëneenhalf uur lang. Het zou een voorbode zijn van de psychologische uitdaging die me de komende dagen te wachten stond. Want al snel zou blijken dat een lijf heel veel kan. Het is het hoofd dat het moeilijk maakt.

Mijn gids? Een lieve man hoor, maar niet bepaald van het aanmoedigende soort. Het enige wat hij steeds zegt is "vidjare", wat langzaam betekent. Ik hoop maar dat hij daarmee bedoelt dat ik de tijd moet nemen en niet dat ik te langzaam ben. Dat hij ongeveer drie keer mijn tempo loopt, met mijn backpack op zijn rug, zonder ook maar een spier te verrekken of een druppel zweet te laten maakt me ronduit pisnijdig. Een zware onweersbui, ja hoor, kan er ook nog wel bij. Ik heb mezelf zo'n 4000 keer opnieuw bij elkaar geraapt om opnieuw de eerste stap te zetten. We arriveren rond 16:30 uur in Ulleri. Ik schreeuw het met mijn laatste adem uit van geluk. Ik heb het gehaald. Ik, met mijn luie, niet atletische, westerse lijf heb het gehaald.

Ik slaap die nacht slecht. Er is geen warme douche en het is koud. De volgende ochtend sta ik om 6:30 uur op en trek dezelfde kleren aan, nog nat van het zweet want het was vochtig geweest die nacht dus niets had de kans gehad te drogen. We vertrekken, lopen de hoek om en het eerste dat ik zie: trappen. Ik grinnik. Natuurlijk, hoe had ik kunnen denken dat het makkelijker zou worden? Ik kan je hebben, schijttrap.

We worden ingehaald door een colonne ezels met zakken graan, toegeschreeuwd door een Nepalese hoeder op slippers (!). De laatste ezel draagt twee kooien met daarin kakelende kippen. Chubbi, die tot die tijd weinig of niets heeft gezegd, kijkt naar de kippen en zegt: "hey, chicken curry". Ik kijk hem aan, twee, drie seconden en we schieten allebei keihard in de lach. Vanaf dat moment begin ik er lol in te krijgen. Ondanks de vele zware beklimmingen. Chubbi leert me alles over de gewassen, bloemen en vogels onderweg. We bereiken, al Vidjare zingend op de melodie van solare, upper Ghorepani. Daar is een haard met banken eromheen. Het uitzicht zou spectaculair moeten zijn. Al wat we zien is wolk. Het interesseert me niets. Ik heb de tijd van mijn leven. Alles in mij leeft. En alsof het leven herself mijn gedachten hoort en beslist dat het tijd is om me te belonen, verdwijnen de wolken en strekken zich de toppen van de besneeuwde reuzen bij zonsondergang voor ons uit.

4:00 uur. Opstaan, natte kleren aan, hoofdlamp op en klimmen maar. Trappen, trappen, eindeloze steile trappen. Halverwege stort ik in. Ik moet het halen voor zonsopkomst, maar ik heb niets gegeten en ik kán niet. Ik ben traag als dikke stront door een trechter. Mijn bovenbenen zeuren synchroon met de stem in mijn hoofd. Ondertussen wordt het lichter. Ik ga het missen. Het hoogtepunt. Alles voor niets. Ik ga het volledig mislopen.
En dan, ineens... Ik ben er. PoonHill.
Ik hap naar adem. De eerste zonnestralen zetten de scherpe bergpunten in vuur en vlam. 3210 meter hoogte en het is alsof ik de wereld kan omarmen. Hier op deze plek, omringd door de hoogste bergen ter wereld, vergeet ik alles wat ik weet. Ik kan alleen maar kijken, ik kan alleen maar zien waar ik ben. Ik kan alleen maar ademen.

Na het ontbijt; opnieuw trappen. Ik dacht dat we vanaf nu zouden dalen? Ik kijk Chubbi enigzins verwijtend aan. Straks, zegt hij. Bij iedere trede scheld ik de trap in gedachten verrot. We zijn inmiddels met een groepje. Iedereen lacht als ik boven kom, mijn stok tegen de rotsen smijt, en niemand in het bijzonder toebijt dat ik hier wel wacht tot een tijger me komt halen. We drinken elkaars water. Chubbi zet Nepalese muziek op op zijn telefoon. We dansen bovenaan de laatste trap voor we de jungle in verdwijnen. Een wilde berggeit maakt het geluid van groetende Chinezen. Ni-hau! Iedereen de slappe lach. Het is lang geleden dat ik zo vaak zo hard heb moeten lachen om zulke kleine dingen. We zien wilde apen. Het is een prachtige, opzwepende dag.

De afdaling gaat snel en we besluiten de trek in vier dagen af te maken. We wandelen als door de Aziatische middeleeuwen een prachtige route door bergdorpjes en bereiken Ghandruk (zo mooi!) voor de lunch. Na de lunch lopen we nog drie kwartier naar kimche, alwaar de jeep die we zullen delen voor ons klaar staat. Die rit is waanzinnig. Doodeng, maar onwaarschijnlijk mooi. De dorpen tegen rijstvelden aangeplakt passeren als in een film. Er wordt feest gevierd, we krijgen rode stippen op ons voorhoofd. Drie kinderen op een rots zwaaien naar ons en roepen Namasté! Het vierde meisje kijkt me aan, de hele bocht door. Ze lacht tot we elkaar niet meer kunnen zien. De tranen stromen over mijn wangen. Dit kernachtige, doodsimpele geluk. Het hier en nu, alles valt met de zwaartekracht samen. Meer dan dit hoeft het niet te zijn. Dit is wat ik denk dat ik altijd heb geweten.

De Aziatische meisjes vallen in slaap. Het is gaan stortregenen en ik krijg een voorproefje van het regenseizoen. In complete watervallen valt de weg uiteen. De chauffeur manouvreert zich er zonder er wat van te vinden doorheen. Er valt een glimlach om mijn mond. Ja, denk ik. Het kan niet anders of het gezegde 'pantha rhei' komt hier vandaan. Ja, dat is het. Alles stroomt.



  • 19 Mei 2017 - 18:11

    Caresse:

    Kippenvel en natte oogjes. Je schrijft zo mooi Ellekens. Ik ben trots op je, kleine levensgenieter x

  • 19 Mei 2017 - 18:20

    Angela:

    Weer een genot om te lezen Elke. Wat kun je prachtig vertellen! We kijken uit naar je volgende verslag. Tot die tijd: Geniet!

  • 19 Mei 2017 - 18:31

    Marie-Louise Vierveijzer :

    En zo geef je me de kans om met je mee reizen...stilletjes om er stil van te worden. ❤️

  • 19 Mei 2017 - 19:39

    Riny:

    Wat een prachtig verslag weer Elke, ik geniet ervan en het is net of we er zo een beetje bij zijn.
    Dankjewel Xxx

  • 19 Mei 2017 - 21:00

    Leny:

    Lieve Elke wat een mooi geschreven verhaal. Met wazige ogen heb ik het gelezen terwijl ik het gevoel had met je mee te reizen. Dank

  • 19 Mei 2017 - 22:58

    Etienne:

    Niet alleen een groot zangtalent maar ook een geweldig schrijftalent. Als je dit leest (be)leef je het hele avontuur mee. Straks een rugzak vol verhalen terug en een geweldige ervaring rijker. Ongetwijfeld besteed je er later nog eens een mooi theaternummer aan. Ik verheug me er nu al op!
    Geniet met volle teugen van deze reis!

  • 21 Mei 2017 - 12:02

    Christi:

    Ik kwam samen met je boven bij Poonhill, mooi geschreven :) en 'Pantha Rhei' klinkt heerlijk..genietze!

  • 22 Mei 2017 - 10:32

    Marja:

    Lieve Elke, wat heb je dit mooi geschreven en wat ben ik trots op jou! Je bent een kanjer XXXX dikke knuffel van je schoonmoedertje

  • 23 Mei 2017 - 06:51

    Wil Stukart:

    Lieve Elke,
    Wat een prachtig verhaal weer wat kun jij mooi schrijven, als of ik er zelf bij ben en de berg
    heb beklommen.
    Geniet nog van je prachtige reis en de geweldige indrukken.
    Kijk uit naar je volgende verslag!!

    Liefs,
    Wil Stukart

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Elke

Actief sinds 03 Mei 2017
Verslag gelezen: 873
Totaal aantal bezoekers 9807

Voorgaande reizen:

03 Mei 2017 - 31 December 2017

Mijn eerste reis

03 Mei 2017 - 31 December 2017

Mijn eerste reis

07 Mei 2017 - 02 Juni 2017

Elke in Nepal

Landen bezocht: